Box 3: de spaarvariant en overige bezittingen nader bekeken

In deze blog leest u meer over de categorie 'overige bezittingen': uw box 3 -bezittingen behalve uw spaargeld, zoals een beleggingsportefeuille.

Op Prinsjesdag is het wetsvoorstel ‘Overbruggingswet box 3’ bekendgemaakt. Met dit wetsvoorstel hoopt het kabinet te voldoen aan het kerstarrest van de Hoge Raad. Dit wetsvoorstel is een overgangsregeling voor de periode 2023 tot 2026 en wordt de spaarvariant genoemd. Vanaf 2026 wordt de belastingheffing in box 3 gebaseerd op het werkelijk gerealiseerde rendement. Daarnaast is op Prinsjesdag bekendgemaakt dat het tarief van box 3 in 2023 van 31% naar 32% zal stijgen.

In deze blog gaan we nader in op de categorie ‘overige bezittingen’.

Laag-renderende beleggingen nog steeds naar de BV?

In de afgelopen jaren zijn er vanwege de negatieve spaarrente veel zogenoemde Spaar-BV’s opgericht. Het spaargeld werd vervolgens overgeheveld naar die BV, om zo de relatief hoge box 3-heffing te voorkomen. In de Spaar-BV wordt namelijk belasting geheven over het werkelijk gerealiseerde rendement. In het nieuwe systeem dat in 2023 ingaat, heeft het nauwelijks meer zin om uw spaargeld in een Spaar-BV onder te brengen. Het forfaitaire rendement op uw spaargeld in box 3 wordt dan namelijk ook gerelateerd aan het actuele rendement.

Overige bezittingen
Voor de categorie ‘overige bezittingen’ in box 3 wordt voor 2023 uitgegaan van 6,17% rendement, ongeacht uw werkelijk gerealiseerde rendement. Uw effectieve heffing over uw overige bezittingen bedraagt 1,97% (6,17%*32%).
 
De BV betaalt over zijn werkelijk gerealiseerde rendement vennootschapsbelasting (Vpb). Tot een winst van € 200.000 bedraagt het tarief 19%, voor het meerdere 25,8%. Wordt de winst na Vpb als dividend uitgekeerd naar privé? Dan moet u in box 2 aanmerkelijkbelangheffing betalen. In 2023 blijft deze box 2-heffing ten opzichte van dit jaar ongewijzigd (26,9%). Het cumulatieve tarief van Vpb en box 2 over het werkelijk gerealiseerde rendement bedraagt voor 2023 40,8% (winst tot € 200.000), respectievelijk 45,76% (winst boven € 200.000).

 

Winst tot € 200.000

Winst boven € 200.000

Werkelijk rendement in BV

4,83%

4,31%

Cumulatieve belastingdruk

40,8%

45,76%

Effectieve heffing

1,97%

1,97%

 

Bij de in de tabel vermelde werkelijke rendementen is de effectieve heffing in de BV dus gelijk aan de effectieve heffing in box 3. Is het verwachte rendement op uw overige bezittingen lager, dan kan het dus nog steeds interessant zijn om deze onder te brengen in een BV.

In 2024 gaat het box 2-tarief veranderen. Tot een box 2-inkomen van € 67.000 daalt het tarief naar 24,5%. Voor het meerdere stijgt het tarief naar 31%. Partners kunnen twee keer gebruikmaken van het lage tarief. Daarnaast stijgt het box 3-tarief naar 33% en in 2025 naar 34%. Ook het forfaitaire rendement voor de overige bezittingen wijzigt door het voortschrijdende gemiddelde. De omslagrendementen wijzigen daardoor ook. Bij een gelijk forfaitair rendement van 6,17% liggen de omslagrendementen bij benadering tussen de 5,24% en 4,17%.
 
Let op: in 2026 wordt het box 3-systeem weer aangepast naar een belastingheffing over het werkelijk gerealiseerde rendement. Hoe dat eruit komt te zien en welke tariefstructuur daarvoor gaat gelden is nog niet bekend. Mogelijk dat de gecumuleerde belastingheffing in de BV dan hoger uitvalt dan de belastingheffing in box 3.

Beleggingspanden en vakantiewoningen

Overweegt u om uw beleggingspanden of uw vakantiewoning onder te brengen in een BV? Dan moet u er rekening mee houden dat u overdrachtsbelasting moet betalen. Dat is dit jaar nog 8%, maar dat tarief stijgt vanaf volgend jaar naar 10,4%. De overdrachtsbelasting wordt berekend over de werkelijke waarde, niet over de WOZ-waarde. Deze extra kostenpost moet u dus terugverdienen met een lagere belastingdruk in de BV.

Beleggingsportefeuilles

Het rendement van een beleggingsportefeuille fluctueert. Naarmate de portefeuille offensiever is, zal de fluctuatie groter zijn. Maar ook defensievere portefeuilles kunnen behoorlijk stijgen of dalen. Wilt u een beleggingsportefeuille onderbrengen in uw BV? Dan lijkt het verstandig om bij de berekeningen voor uw definitieve beslissing uit te gaan van het verwachte langjarige rendement op de portefeuille.

Familiehypotheek

Als u aan een (klein)kind een hypotheek voor de eigen woning heeft verstrekt tegen een lage rente, overweegt u mogelijk deze hypotheek over te dragen aan uw BV. Let u er daarbij wel op dat uw BV zakelijk moet handelen. Als de afgesproken rente op de familiehypotheek lager is dan de huidige zakelijke rente, is het de vraag tegen welke waarde de BV de hypotheek overneemt. Zakelijk gezien zou dat een lager bedrag moeten zijn.

Een alternatief kan zijn dat de BV de lening niet overneemt, maar een nieuwe lening verstrekt. Uw BV moet dan een nieuw percentage voor de hypotheekrente overeenkomen dat zakelijk is. Vermoedelijk zal dit nieuwe percentage hoger zijn dan de rente die uw (klein)kind nu aan u betaalt. Het (klein)kind kan met de lening van de BV dan de lening bij u aflossen. Vervolgens kunt u beslissen of u dat geld in box 3 houdt of inbrengt in uw BV. Let op: is de familiehypotheek voor uw (klein)kind een box 3-schuld? Dan telt deze lening voor uzelf mee bij de bepaling of er sprake is van een excessieve lening van de BV.

Laag-renderende beleggingen omzetten naar spaargeld?

Er is een groot verschil tussen de box 3-belasting op spaargeld en op overige beleggingen. Vanuit fiscale overwegingen lijkt het daarom aantrekkelijk om bijvoorbeeld de obligatiebeleggingen in uw portefeuille om te zetten naar spaargeld. Obligaties hebben echter een belangrijke functie in een beleggingsportefeuille. Het fiscale voordeel van een omzetting naar spaargeld kan zo maar tenietgedaan worden door het ontbreken van het positieve voordeel van obligaties in uw portefeuille.

Vraag advies

Als u overweegt overige bezittingen over te brengen naar uw BV, raadpleeg dan uw fiscalist.

Geschreven naar de stand van zaken op 8 November 2022.

44.192.95.161