Box 3: vermogen verplaatsen rond 1 januari, wat mag wel en niet?

In Nederland betaal je in box 3 belasting over het (fictieve) rendement van je vermogen. Hiervoor kijkt de Belastingdienst elk jaar op een vaste datum, namelijk 1 januari, naar hoeveel vermogen je hebt. En naar hoe dat verdeeld is, bijvoorbeeld tussen sparen en beleggen. In het kader van box 3-belasting kan het slim lijken om je vermogen net voor 1 januari anders te verdelen, maar niet alles werkt ook in de praktijk.  

In dit artikel leggen we eerst uit hoe de belastingheffing in box 3 werkt. Daarna lees je wat precies als misbruik wordt gezien en welke regels er zijn om dat te voorkomen. 

Huidige box 3-stelsel

In box 3 wordt je vermogen verdeeld in drie groepen:

  • Spaargeld
  • Overige bezittingen (waaronder beleggingen)
  • Schulden

Voor elke groep wordt gerekend met een fictief rendement. De definitieve percentages voor spaargeld en schulden in 2025 en 2026 zijn er nog niet, want die worden pas na afloop van het betreffende jaar vastgesteld. Naar verwachting rekent de voorlopige aanslag 2026 met 1,28% voor spaargeld en 2,70% voor schulden. Het percentage voor de categorie overige bezittingen in 2026 is al wel bekend: 6%.

Over het rendement dat op deze manier wordt berekend, betaal je belasting. Dat tarief blijft in 2026 gelijk: 36%. In box 3 geldt een heffingsvrij vermogen van € 57.684 per fiscaal partner in 2025 (€ 59.357 in 2026). 

De peildatum van box 3 is 1 januari

Voor de belasting over je vermogen kijkt de Belastingdienst elk jaar naar je vermogen op één vaste datum: 1 januari. Wat je op die peildatum hebt aan spaargeld, beleggingen en schulden, bepaalt in principe hoeveel belasting je dat jaar betaalt. Enkele voorbeelden: 

  • Heb je op 1 januari geen vermogen in box 3? Dan betaal je dat jaar geen box 3-belasting.
  • Bestaat je vermogen op 1 januari alleen uit spaargeld? Dan betaal je minder box 3-belasting dan wanneer je (ook) beleggingen hebt. Het fictief rendement voor sparen is namelijk een stuk lager dan dat voor beleggingen.
  • Heb je op 1 januari schulden in box 3? Dan krijg je daarvoor een renteaftrek van ongeveer 2,7%. Het maakt daarbij niet uit hoe lang je die schuld in dat kalenderjaar hebt gehad.
  • Zijn je schulden net zo groot of groter dan je bezittingen na aftrek van je heffingsvrij vermogen? Dan betaal je geen box 3-belasting. 

De Belastingdienst kijkt dus specifiek op 1 januari naar je vermogen. Sommige mensen proberen daarom vlak voor die datum hun geld of beleggingen anders te verdelen om zo minder belasting te betalen. Om zulk misbruik te voorkomen, zijn er regels. Deze richten zich vooral op twee vormen van schuiven met vermogen: 

  • Schuiven met vermogen binnen de categorieën in box 3, bijvoorbeeld van beleggen naar sparen. Dit heet peildatumarbitrage.
  • Schuiven met vermogen tussen box 1, 2 en 3. Bijvoorbeeld tussen privé en je eigen bv. Dit heet boxarbitrage of 'boxhoppen'. 

Schuiven binnen box 3: peildatumarbitrage

Vlak voor 1 januari zetten sommige mensen tijdelijk hun beleggingen om in spaargeld, omdat hiervoor een lager fictief rendement geldt en je dan minder belasting in box 3 betaalt. Dit heet peildatumarbitrage. Een voorbeeld: stel, je hebt €200.000 aan beleggingen. Kort voor 1 januari verkoop je alles en zet je het bedrag op je spaarrekening. Na 1 januari koop je je beleggingen weer terug. Omdat het fictief rendement op spaargeld lager is dan op beleggingen, zou je minder belasting hoeven te betalen. Om dit tegen te gaan, is er een regeling tegen peildatumarbitrage. 

Zo werkt de regeling bij peildatumarbitrage

Verkoop je vóór 1 januari je beleggingen en koop je die na de peildatum, maar binnen een periode van drie maanden weer terug? Bijvoorbeeld: 

  • Je verkoopt op 15 december 2025 je beleggingen ter waarde van € 200.000 en zet alles een spaarrekening.
  • Op 1 januari 2026 heb je dan € 200.000 spaargeld en geen overige bezittingen in box 3.
  • Op 8 januari koop je voor € 150.000 weer beleggingen en laat je €50.000 op je spaarrekening staan. 

Volgens de wet reken je dan niet met de € 200.000 aan spaargeld op 1 januari, maar op basis van € 150.000 aan beleggingen en € 50.000 aan spaargeld:  

  • 6% over € 150.000 aan beleggingen = € 9.000
  • 1,28% (voorlopig percentage) over € 50.000 aan spaargeld = € 640 

Je totaal fictief rendement is dan € 9.640.

Koop je de beleggingen pas na drie maanden weer terug, bijvoorbeeld na 15 maart? Dan is er geen sprake van peildatumarbitrage en wordt je fictief rendement berekend over € 200.000 spaargeld (= € 2.560). 

Tijdelijke schulden rond 1 januari

De antimisbruikregel geldt ook voor schulden die je rond 1 januari afsluit en kort daarna weer (deels) aflost. Bijvoorbeeld:

  • Je neemt op 15 december 2025 een lening van € 100.000 en zet het geld op een spaarrekening.
  • Op 1 januari heb je dan € 100.000 spaargeld met een (voorlopig) fictief rendement van 1,28% én een schuld van € 100.000 met een (voorlopig) fictief rendement van 2,70%.
  • Kort na 1 januari betaal je deze lening (gedeeltelijk) terug. 

In dit geval mag je het belastingvoordeel van die tijdelijke schuld niet zomaar houden. De renteaftrek wordt gecorrigeerd. Zo wordt het voordeel van deze tijdelijke schuld minder of helemaal teruggedraaid. 

Zakelijke redenen: wanneer geldt de correctie niet?

De correctie geldt niet als je aannemelijk kunt maken dat je een zakelijke reden had om te schuiven met je vermogen. En dat dit dus niet met belasting te maken heeft. 

In je belastingaangifte moet je zelf aangeven of je handelingen deed die onder peildatumarbitrage vallen. Het is belangrijk dat je deze vragen eerlijk en volledig beantwoordt. Doe je dat niet of geef je verkeerde informatie? De bewijslast kan dan worden omgekeerd en verzwaard. In dat geval moet jij kunnen bewijzen dat je aangifte klopt. 

Schuiven tussen boxen: boxarbitrage

Het komt voor dat mensen vlak voor 1 januari hun vermogen tijdelijk ergens anders onderbrengen. Bijvoorbeeld door het geld voor korte tijd in hun eigen bv te stoppen of door het te gebruiken als een lening aan hun bv. Het idee daarbij is: 

  • Op 1 januari lijkt het alsof je minder vermogen hebt in box 3, waardoor je minder box 3-belasting betaalt.
  • Omdat het geld maar kort op een andere plek staat, betaal je over die periode meestal ook weinig belasting in box 1 of 2. 

Dit heet boxarbitrage of 'boxhoppen'. Om dit soort misbruik te voorkomen, zijn er sinds 2001 regels tegen boxhoppen.

Zo werkt de regeling bij boxarbitrage

De Belastingdienst kijkt naar de hele situatie rond de peildatum van 1 januari:

  • Verplaats je vóór 1 januari vermogen uit box 3 naar box 1 of 2, en zet je het geld na 1 januari maar binnen drie maanden weer terug naar box 3? Dan wordt dat door de Belastingdienst belast in box 3. Het maakt daarbij niet uit waarom je de verschuivingen doet.
  • Breng je het vermogen niet binnen drie maanden, maar wel binnen zes maanden weer terug naar box 3? Dan geldt hetzelfde, behalve als je een zakelijke, niet-fiscale reden aannemelijk kunt maken. Kun je dat niet? Dan betaal je over dat bedrag belasting in box 3 én in box 1 of 2. 

Gevolgen van de tegenbewijsregeling

Naast het box 3-stelsel met fictieve rendementen bestaat de tegenbewijsregeling. Deze regeling betekent het volgende:

  • Is je werkelijke rendement (zoals koerswinst, dividend of rente) lager dan het fictieve rendement? Dan telt het lagere werkelijk rendement in box 3.
  • Is je werkelijke rendement juist hoger dan het fictieve rendement? Dan telt het fictieve rendement. Je betaalt in box 3 dus nooit over meer dan het fictief rendement.

Hoe werkt de tegenbewijsregeling samen met de antimisbruikregels?

Ook als de antimisbruikregels voor jou gelden, mag je de tegenbewijsregeling gebruiken. Dit werkt zo:

  • De Belastingdienst berekent eerst het fictieve rendement. Vanuit de antimisbruikregelingen kijkt de Belastingdienst daarbij ook naar eventuele vermogensverschuivingen rond 1 januari. Die worden meegerekend in het fictief rendement.
  • Daarna bekijk je of je werkelijk rendement lager was dan het fictief rendement. Is dat zo? Dan hoef je alleen belasting te betalen over je werkelijk rendement.

Kortom: ook als de Belastingdienst jouw fictief rendement verhoogt door toepassing van de antimisbruikregels, mag je bewijzen dat je werkelijk rendement lager was. In dat geval betaal je box 3-belasting over het werkelijk rendement.

Geschreven naar de stand van zaken op 11 december 2025.

Disclaimer

Dit artikel bevat alleen algemene informatie en geen persoonlijk advies. Wil je persoonlijk advies, overleg dan met je fiscaal adviseur.

Maak kennis met de Evi vermogenscoaches

Of je vraag nu gaat over beleggen, sparen, aanvullend pensioen, schenken of nalatenschap: een Evi vermogenscoach biedt je breed inzicht in de mogelijkheden.

Meer over vermogenscoaching

Gerelateerd

216.73.216.175