Box 3: welke antimisbruikregelingen zijn er?
We praten u bij over twee regelingen die misbruik van het systeem moeten voorkomen: peildatum-arbitrage en box-arbitrage.
Op Prinsjesdag 2022 is het wetsvoorstel ‘Overbruggingswet box 3’ bekendgemaakt, een overgangsregeling voor de periode 2023 tot 2026. In deze blog vertellen we meer over twee regelingen die misbruik van het systeem moeten voorkomen: peildatum-arbitrage en box-arbitrage.
Hier leest u nog de uitleg over de spaarvariant. Maar eerst zet Evi nog even de hoofdlijnen van de spaarvariant over vermogensmix en peildatum voor u op een rij.
Vermogensmix
In de spaarvariant wordt gekeken naar uw werkelijke vermogensmix in box 3: wat zijn uw spaargelden, wat zijn uw overige bezittingen en hoe hoog zijn uw schulden.
- Voor de categorie ‘spaargelden’ is het forfaitaire rendement gekoppeld aan het actuele rendement op kortlopende deposito’s. Het definitieve percentage voor 2023 is nog niet bekend, op dit moment is het circa 0,01%.
- Voor de categorie ‘overige bezittingen’ is het forfaitaire rendement voor 2023 ondertussen bekend, dat is 6,17%.
- Voor de categorie ‘schulden’ wordt rekening gehouden met een forfaitaire rente die gerelateerd is aan de gemiddelde hypotheekrente van het betreffende jaar. Dat is op dit moment circa 2,5%.
Het box 3-inkomen wordt in 2023 belast tegen een tarief van 32%.
Peildatum
De peildatum voor de bepaling van de samenstelling van uw vermogensmix in box 3 is 1 januari. Heeft u op die datum geen vermogen, dan is er in principe niets te belasten. Bestaat uw vermogensmix alleen uit spaargeld, dan is er gezien de huidige rentestand ook nauwelijks iets te belasten. Heeft u op de peildatum schulden, dan wordt daar in principe een aftrek van rente aan toegekend van circa 2,5%, ongeacht hoe lang u die schuld in dat kalenderjaar hebt gehad. Het werkt zelfs zo dat als uw box 3-schulden op de peildatum gelijk of groter zijn dan uw box 3-bezittingen u ook geen box 3-belasting betaalt.
Deze systematiek met de vermogensmix en peildatum is kwetsbaar voor belastingarbitrage, want iedereen betaalt liefst zo min mogelijk box 3-belasting. Daar zijn twee antimisbruikregelingen voor in de wet opgenomen: de box-arbitrage en de peildatum-arbitrage.
Peildatum-arbitrage
In de spaarvariant is de belastingheffing op spaargeld in box 3 zeer laag, gezien de huidige rente van circa 0,01%. Dat staat in schril contrast met de belastingheffing op overige bezittingen. Daarvoor geldt namelijk een forfaitair rendement van 6,17% en een box 3-tarief van 32%. Dat betekent per saldo een belastingheffing van 1,97% over de waarde.
Als u kort voor de peildatum van 1 januari bijvoorbeeld € 1 miljoen aan beleggingen naar spaargeld zou omzetten, geeft dat een belastingbesparing van circa € 19.700. Om deze mogelijkheid tot belastingbesparing tegen te gaan, is de peildatum-arbitrage opgenomen.
Zo werkt peildatum-arbitrage
Verkoopt u vóór de peildatum van 1 januari overige bezittingen en koopt u na de peildatum met spaargeld weer overige bezittingen aan (= eerst omzetting naar spaargeld en vervolgens weer naar overige bezittingen)? Dan wordt dat voor de belastingheffing gecorrigeerd als dat gebeurt in een periode van drie maanden rond de peildatum.
Voorbeeld peildatum-arbitrage: effecten en spaargeld
U verkoopt op 15 december 2022 uw effectenportefeuille van € 1 miljoen en dat zet u op uw spaarrekening. Op de peildatum van 1 januari 2023 heeft u dan nihil overige bezittingen en € 1 miljoen spaargeld. Uw forfaitair rendement in box 3 is dan € 100 (namelijk € 1 miljoen x 0,01%).
Op 8 januari 2023 koopt u voor € 700.000 effecten en dat betaalt u van uw spaarrekening, zodat deze daalt naar € 300.000. Uw forfaitair rendement in box 3 wordt dan gecorrigeerd. Voor € 700.000 krijgt u een forfaitair rendement van 6,17% en voor € 300.000 een forfaitair rendement van 0,01%. In totaal is dat een rendement van € 43.220. Als de aankoop van effecten niet op 8 januari gedaan wordt, maar pas na 15 maart, dan vindt die correctie niet plaats. Dit is immers buiten de driemaands-periode.
De peildatum-arbitrage geldt ook voor schulden. Een box 3-schuld op de peildatum geeft namelijk een aftrek op het forfaitair rendement van 2,5%. Als u het bedrag dat u geleend heeft op een spaarrekening zet, verlaagt u uw forfaitair rendement met circa 2,5%. Spaargeld op de peildatum heeft namelijk maar een forfaitair rendement van 0,01%.
In de peildatum-arbitrage voor box 3-schulden wordt ook een driemaands-periode rond de peildatum gehanteerd. Als u een box 3-schuld die u vóór de peildatum bent aangegaan, na de peildatum weer (gedeeltelijk) aflost, wordt in box 3 uw forfaitaire aftrek van rente gecorrigeerd.
Voorbeeld peildatum-arbitrage: krediet en aflossing
U neemt op 4 november 2022 een box 3-krediet op van € 100.000. Op 1 januari 2023 heeft u een box 3-schuld van € 100.000. Daarvoor krijgt u een forfaitaire renteaftrek van € 2.500. Op 30 januari 2023 lost u € 60.000 op uw krediet af. U krijgt dan een correctie. Uw aftrek van € 2.500 wordt gecorrigeerd naar € 1.000 (€ 40.000 x 2,5%). Als de aflossing plaatsvindt na 4 februari 2023, wordt er niet gecorrigeerd. Dit is immers buiten de driemaands-periode.
De correcties op grond van de peildatum-arbitrage blijven achterwege als u aannemelijk kunt maken dat er zakelijke overwegingen aan uw transacties ten grondslag liggen. In de toelichting van de wet staat dat onder ‘zakelijke overwegingen’ verstaan wordt: niet-fiscale overwegingen. De vraag is hoe dit straks geïnterpreteerd gaat worden.* Als u bijvoorbeeld uw effectenportefeuille in december verkoopt en de opbrengst op uw spaarrekening zet, omdat u in januari een beleggingspand aankoopt, lijkt het aannemelijk dat u dit niet louter doet uit fiscale overwegingen. Maar wat als u op 20 december aandeel X verkoopt, liquide houdt, en op 10 januari weer hetzelfde aandeel X terugkoopt? Fiscale overwegingen? Of angst voor een koersdaling rond de jaarwisseling? De praktijk zal het leren.
*Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zijn er overigens kritische vragen gesteld over de peildatum-arbitrage. Mogelijk dat deze antimisbruikregeling nog aangescherpt wordt.
Box-arbitrage
Vermogen dat op de peildatum niet in box 3 zit, wordt in principe niet in box 3 belast. Als u kort vóór de peildatum vermogen uit box 3 verplaatst naar box 1 of box 2 (ook wel ‘box-hoppen’ genoemd), ontloopt u daarmee box 3-belasting. Daarvoor in de plaats komt belastingheffing in box 1 of box 2 over het werkelijk gerealiseerde rendement. Door het verplaatste vermogen kort na de peildatum weer terug te brengen naar box 3, is het werkelijke gerealiseerde rendement in box 1 of 2 zeer beperkt en daarmee ook de belastingheffing. Om deze belastingarbitrage tegen te gaan, is er een antimisbruikregeling in de wet opgenomen. Deze regeling bestaat al sinds de invoeringsdatum van het boxen-systeem in 2001.
Zo werkt box-arbitrage
Als u vóór de peildatum van 1 januari een deel van uw box 3-vermogen verplaatst naar box 1 of box 2, en dit binnen drie maanden weer terugbrengt naar box 3, wordt dit vermogen toch belast in box 3, ongeacht de reden van uw handelen. De peildatum moet uiteraard in die driemaands-periode liggen. Brengt u dat vermogen niet binnen drie maanden, maar binnen zes maanden terug naar box 3? Dan wordt het ook belast in box 3, tenzij u daarvoor een zakelijke reden heeft. Die zakelijke reden moet u aannemelijk maken. Dat is minder ‘zwaar’ dan bewijzen. Let op: als u dit niet aannemelijk kunt maken, betaalt u over het verplaatste vermogen zowel belasting in box 3, als in box 1 of 2.
In de afgelopen jaren is vaak spaargeld of laag renderend vermogen ondergebracht in bestaande of nieuw opgerichte BV’s. Daarmee werd dus vermogen van box 3 naar box 2 verplaatst. Voor laagrenderende beleggingen kan het ook in de spaarvariant nog steeds voordelig zijn om deze onder te brengen in een BV. Als u dit voor langere periode doet (langer dan zes maanden), krijgt u dus niet te maken met deze antimisbruikregeling.
In de nabije toekomst wordt dit box-hoppen mogelijk verder aan banden gelegd. Staatssecretaris Van Rij heeft namelijk aangekondigd dat in het vervolg ieder jaar opmerkelijke belastingbesparingsconstructies onder de loep gelegd zullen worden. Het box-hoppen is er daar mogelijk één van.
Als de Eerste en Tweede Kamer akkoord gaan, treedt het Belastingplan 2023 per 1 januari 2023 in werking.
Geschreven naar de stand van zaken op 8 November 2022.