Wat kunnen we leren uit de jaren 70: inflatie, crisis en de invloed op beleggingen?

Er zijn overeenkomsten tussen de energiecrisis nu en die van toen, maar er zijn net zoveel verschillen 

Een oorlog, een energiecrisis, torenhoge inflatie, een stijgende rente en angst voor recessie: het is een samenloop van omstandigheden die niet uniek is voor het heden. Er zijn steeds meer analisten die paralellen zien met de economisch moeilijke jaren ‘70 tot begin jaren ’80 die ook beleggers hard trof. 

Het rendement op aandelen en obligaties was in die tijd weliswaar positief, maar het probleem was dat de inkomsten uit vermogen te klein waren om te compenseren voor de inflatie die in de jaren zeventig in Nederland uitkwam op gemiddeld ongeveer 7%. 

Sommige analisten vrezen dat deze tijd terugkomt en dat we jaren vastzitten aan de hoge inflatie waar bedrijven en huishoudens het nu al zo verschrikkelijk moeilijk mee hebben. Onze hoofdeconoom Luc Aben denkt dat het mee zal vallen. Er zijn zeker overeenkomsten tussen nu en toen, maar er zijn minstens zoveel verschillen. Daarover straks meer in een interview met hem. 
 
Eerst even terug naar de jaren zeventig. Hoe ontstond de inflatie destijds en wat was de reactie van aandelen, obligaties, spaargeld en huizen?

Oorlog in het Midden-Oosten

Wat nu de Oekraïneoorlog is, was in 1973 de Jom Kipoer-oorlog tussen Israël aan de ene kant en Egypte en Syrië aan de andere kant. Al snel raakte bij dit conflict ook andere Arabische landen betrokken. Het Westen koos grotendeels de zijde van Israël met als gevolg een Arabische olieboycot die de energieprijzen als een raket deed stijgen. 

Maar daar bleef het niet bij. Het tekort aan olie sloeg al snel over naar andere grondstoffenmarkten. Bedrijven rekenden die hoge grondstoffenprijzen door aan hun klanten. Consumenten vroegen hier weer compensatie voor in de vorm van een hoger loon. 
 
Het was de geboorte van een klassieke loon-prijsspiraal, die nog extra werd aangejaagd door hoge overheidsuitgaven, die weer samenhingen met een hele hoge werkloosheid en de daarbij horende uitkeringen. 
 
En wat deden de financiële markten?   

Aandelenmarkten in mineur

Aandelen deden het zoals gezegd niet al te best. Neem de Amerikaanse aandelenindex S&P 500. Die steeg tussen 1970 en 1980 met ongeveer 16%. Maar volgens een studie van het bedrijfseconomisch instituut NYU Stern werden beleggers (inclusief het uitgekeerde dividend) toch armer. Hoe kan dat? 

De inflatie was zo hoog dat de S&P 500 in reële termen (na inflatie) gemiddeld 1,4% per jaar aan waarde verloor. Anders gezegd, een belegger had na tien jaar weliswaar meer dollars in zijn zak, maar daar kon hij of zij minder mee kopen. 

Vreemd genoeg stegen de winsten van Amerikaanse bedrijven gedurende die periode wel met meer dan de inflatie (gemiddeld met 9% per jaar). Maar dat werd door beleggers blijkbaar minder gewaardeerd. De zogenoemde koerswinstverhouding (K/W) van de S&P 500-index halveerde daardoor in de jaren zeventig tot 7,5. Ter vergelijk, de S&P 500 heeft nu een K/W-verhouding van ongeveer 16.

Nederlandse aandelen

De situatie op de Nederlandse beurs was niet veel beter. 1974 staat nog altijd te boek als het slechtste aandelenjaar sinds de Tweede Wereldoorlog met een verlies van 26,9% voor de CBS-koersindex (de AEX bestond nog niet). 

De rest van de jaren zeventig waren een periode vol pieken en dalen. 1973 was bijvoorbeeld ook een rampjaar voor aandelen (-19,2%), maar 1975 was juist weer fantastisch met een plus van 41,8%! 

Het was dus zeker niet zo dat aandelen het de hele tijd slecht deden. Sommige sectoren beleefden in de jaren zeventig zelfs hun glansperiode. In Nederland behoorde Shell bijvoorbeeld tot de grote winnaars vanwege de hoge energieprijzen. De Nederlandse overheid profiteerde overigens ook flink mee door de gasvondsten in Groningen. 
 
Internationaal deden Japanse aandelen het in de jaren zeventig veel beter dan Amerikaanse of Europese. Dat bleef zo, tot in 1990 de Japanse vastgoedbubbel barstte en het land in een diepe crisis terechtkwam.

Grondstoffen in de lift 

Naast olie- en gasbedrijven zaten in de jaren zeventig ook andere grondstoffen in de lift, van landbouwgoederen tot mijnbouwproducten. Vooral goud en zilver deden het geweldig. 

Goud begon het decennium op een prijs van rond de 40 dollar per ounce. In 1980 liep dat tijdelijk op tot boven de 600 dollar met een piek van zelfs 850 dollar. Dat was ruim voldoende om de inflatie te verslaan.  

De S&P GSCI-index - met daarin een heleboel verschillende grondstoffen – ging gedurende dezelfde tijdsspanne zeven keer over de kop. Ook niet slecht.

Obligaties en een spaarbankboekje

En hoe zat het met spaargeld? Jonge mensen van nu kunnen het zich misschien amper voorstellen, maar de jaren zeventig was een tijd dat er met een saaie spaarrekening veel geld te verdienen viel. 

Heel erg populair waren bijvoorbeeld de fiscaal bevoordeelde zilvervlootrekeningen voor jongeren. Een spaarrente van boven de 8% was heel normaal. Spaarbankboekjes met een variabele rente leverde over het algemeen het meest op. 
 
Bij obligaties was het beeld min of meer hetzelfde. De rente was een stuk hoger dan nu. Kortlopende obligaties deden het beter dan langlopende. Maar ook hier ging een deel van de inkomsten verloren door inflatie.  
 
De inflatie bleef overigens ook in 1981 en 1982 erg hoog. Pas in 1983 zou de inflatie hard dalen, en in de slipstream daarvan ook de rente. Een belangrijk keerpunt was daarbij de komst van de Amerikaanse centralebankpresident Paul Volcker in 1979 die de rente in een noodtempo opvoerde. Bovendien zorgde een hele rij conservatieve regeringsleiders in het begin van de jaren tachtig voor een zuiniger overheidsbeleid. Denk aan mensen als Ronald Reagan in de VS, Margaret Thatcher in het Verenigd Koninkrijk en Ruud Lubbers in Nederland. 
 
De combinatie van een ander rentebeleid en zuinige overheden zette in de jaren tachtig een nieuwe trend in werking met een lage inflatie en dalende rente.

Huizenmarkt

Misschien nog wel de meest florerende markt van de jaren zeventig was de huizenmarkt, althans tot 1978, want toen begon de markt te kantelen. 

Tussen 1972 en 1978 stegen de huizenprijzen met gemiddeld 20% per jaar. Daarna volgde een zware crash. Het Centraal Planbureau heeft ooit uitgerekend dat de gemiddelde huizenprijzen in reële termen (na inflatie) tussen 1979 en 1984 met maar liefst 54% in waarde daalden.

Interview met hoofdeconoom Luc Aben

En dan de hamvraag. Krijgen we een herhaling van de jaren zeventig? Luc Aben acht dat onwaarschijnlijk. Het is volgens hem vrij zeker dat we een periode tegemoet gaan met hoge inflatie en een krimpende economie, ook wel stagflatie genoemd. Maar die periode zal kort zijn. Vooral aan het inflatiefront verwacht hij al vrij snel een afkoeling. 

1.Waar baseert u dat op?

Een van de belangrijkste redenen voor de hoge inflatie in de jaren zeventig was de loon-prijsspiraal, maar daar is nu nog geen sprake van. Voor dit jaar verwachten we in Nederland een gemiddelde loonstijging van ongeveer 4%. Dat is iets meer dan je zou mogen verwachten op basis van de inflatie op de lange termijn (2%) plus de productiviteitsstijging (1%), maar reden tot zorg is dat niet. 

Er valt ook niet te verwachten dat dit de komende jaren heel anders zal zijn. Dat heeft onder andere te maken met de macht van de vakbonden, die in de jaren zeventig veel groter was dan nu. 
 
Daar komt bij dat de overheid in de jaren zeventig een veel groter onderdeel uitmaakte van de economie. Denk bijvoorbeeld aan de telecomsector, de posterijen en verschillende nutsbedrijven. Dat waren allemaal staatsbedrijven die nu deels zijn geprivatiseerd. En het is nou eenmaal zo dat de overheid makkelijker en sneller overgaat tot loonstijgingen dan een commercieel bedrijf. 
 
Tenslotte is er de globalisering. Sommige mensen denken dat de wereldhandel op zijn retour is dankzij alle conflicten in de wereld. Als dat echt zo is dan kan dat leiden tot meer inflatie omdat er minder geproduceerd wordt in landen met lage kosten. Maar is dat ook echt zo? Ik denk dat het zo'n vaart niet zal lopen. Ik verwacht eerder meer spreiding van de globalisering. Dus als alternatief voor produceren in China, bijvoorbeeld een fabriek in Vietnam of Maleisië. 
 
Er zal best iets van productie terugkomen naar Europa en de VS. Dat kan ook best een inflatoir effect hebben, maar heel groot zal het niet zijn, want bedrijven zullen toch altijd blijven zoeken naar plekken waar ze het efficiëntst en goedkoopst kunnen produceren.

2.Maar het energietekort drijft de inflatie toch wel op?

Op korte termijn zeker. Het plotseling wegvallen van het aanbod van olie en gas uit Rusland heeft gezorgd voor een erg krappe markt. Maar de vraag is hoelang dat duurt. Persoonlijk zie ik het probleem met het energietekort over een paar jaar verdwijnen. 

In de jaren zeventig draaide bijna de hele energievoorziening nog om fossiele brandstoffen. Tegenwoordig zijn er alternatieven. Denk aan groene stroom, LPG of zelfs kerncentrales. Er zijn ook meer landen waar energie wordt geproduceerd. Het kost alleen tijd voor die alternatieve bronnen om het Russische olie en gas te vervangen.

3.De aandelenbeurzen zijn in mineur en ook obligaties hebben het zwaar in 2022. Is dit dan wel een goed moment om te beleggen? Is het niet beter om even uit te stappen?

Moeilijk te zeggen. Vrijwel elke beleggingsexpert zal erop wijzen dat de rendementen op de lange termijn positief zijn en dat het timen van zowel de bodem als de top van de markt zo goed als onmogelijk is. Ik persoonlijk denk dat voor de komende maanden en jaren de verdere ontwikkeling van de inflatie van doorslaggevend belang is. 

Als die gaat dalen, dan hoeven centrale banken niet meer zo agressief de rente te verhogen, wat op de aandelen- en obligatiemarkten waarschijnlijk positief zal worden ontvangen. Bovendien is het zoals gezegd voor de reële rendementen op aandelen en obligaties erg belangrijk dat de inflatie onder controle komt. 
 
Blijft de inflatie lange tijd hoog, dan komen we inderdaad in een jaren zeventig-scenario terecht. Het goede nieuws is dat centrale banken bereid lijken te zijn de inflatie hard aan te pakken. Als dat lukt binnen een paar jaar, en we zijn terug bij meer normale inflatiepercentages rond de 2%, dan zijn de beursvooruitzichten voor de middellange en lange termijn prima.  
 
Dat is niet in de laatste plaats omdat aandelen momenteel relatief goedkoop zijn in Europa. De K/W-verhouding ligt rond de 10, terwijl het lange-termijngemiddelde rond de 14-15 ligt. Als de situatie zich dus inderdaad normaliseert en de bedrijfswinsten blijven zoals nu stabiel, dan is er een automatisch opwaarts potentieel. 

Wat kunt u doen?

Het kan soms lastig zijn om het hoofd koel te houden in tijden van onzekerheid. Bij Evi nemen we de zorg van het beheer van uw vermogen uit handen. Wij staan voor u klaar om met u mee te denken. Een goed gespreide portefeuille, maakt de kans op rendement op lange termijn groter. U kunt het gesprek met ons aangaan over uw financiële doel, beleggingshorizon en beleggingsprofiel.   
De vermogenscoaches van Evi kunnen u helpen door samen met u naar uw beleggingen te kijken en uw vragen op beleggingsgebied te beantwoorden. Afspraak maken?     
18.116.118.244