Beleggersdilemma: bedrijven uitsluiten of in gesprek gaan?

Steeds meer Evi klanten geven aan dat ze duurzaamheid belangrijk vinden voor hun beleggingen. Daarom willen we als Evi dat het vermogen dat we beheren in de juiste bedrijven en sectoren wordt geïnvesteerd. Dat betekent zorgvuldig selecteren, zeker als het gaat over hoe duurzaam, sociaal of verantwoord een onderneming te werk gaat. We vragen twee beleggingsdeskundigen naar hun mening over een bekend dilemma in beleggingsland: het uitsluiten van bedrijven of ermee in gesprek gaan, om zo een positieve invloed te hebben op duurzame verbeteringen.

Circulair produceren, CO₂-uitstoot verminderen, voldoen aan het Parijsakkoord: De meeste bedrijven zijn er druk mee bezig. Vermogensbeheerders volgen deze onderwerpen op de voet en beslissen vervolgens waar ze in willen investeren. Kiezen we voor dat donkergroene bedrijf dat alles al voor elkaar heeft, of voor die veelbelovende onderneming die juist nog hard werkt aan de transitie? En dan zijn er nog sectoren die ronduit schadelijk zijn voor het klimaat, die mensenrechten schenden of gebruik maken van kinderarbeid. Die wil je liever ontmoedigen in plaats van stimuleren. We vragen Remment-Jan Bakker, Product Manager Beleggen bij Evi van Lanschot en Johan van der Lugt, Sustainable Finance Specialist bij Van Lanschot Kempen, hoe zij omgaan met het dilemma: in gesprek gaan of toch uitsluiten?

Gelijk maar stelling nemen: moeten bedrijven die niet het gewenste duurzaamheidsniveau halen uitgesloten worden of ga je praten?

Van der Lugt: ‘Ik ga voor een combinatie. Dat betekent uitsluiten wat echt schadelijk is, maar bedrijven die nog in transitie zijn, kan je als belegger een steun in de rug geven. Die wil je niet direct de kant van private equity opjagen, want dan verlies je ook de transparantie. Bij uitsluiten maak ik een technisch onderscheid in bedrijven waar we per definitie niet in beleggen, maar soms sluit je ook bedrijven uit nadat er lang is gepraat en er gewoon geen verbetering optreedt. Dat noemen we dan verkopen.’ 

Bakker: ‘Simpelweg bedrijven uitsluiten klinkt heel logisch maar als je dat heel rigoureus doet, dan verandert er eigenlijk niets. Als je in gesprek gaat met bedrijven die in transitie zijn, dan heb je de kans om dingen te veranderen. Dat blijf je natuurlijk niet eindeloos doen en ook niet bij bedrijven die schadelijke producten maken, maar ieder bedrijf gelijk op het strafbankje zetten heeft weinig zin.’

Er zijn sectoren en bedrijven die bijna altijd worden uitgesloten. Welke zijn dat?

Van der Lugt: ‘Bepaalde bedrijfsactiviteiten verbeteren of veranderen gewoon niet, daar beleggen we niet in. Denk aan controversiële wapens, tabak, teerzanden. Daarnaast hanteren we de lijst van UN Global Compact. Als bedrijven die normen schenden, dan is dat een rode vlag waar we actie op ondernemen. Vaak werken we hierbij samen met andere beleggers om onze krachten te bundelen. Samenwerken doen we ook op thema’s, bijvoorbeeld het hebben van een klimaatbeleid in lijn met het akkoord van Parijs, leefbaar loon in de toeleveringsketen en kinderarbeid. Het voordeel is dat ook zaken die juist goed gaan gedeeld worden, daar kunnen bedrijven onderling hun voordeel mee doen.’ 

Waar wordt het lastiger, over welke bedrijven of sectoren hebben jullie discussie?

Van der Lugt: ‘In theorie zou je kunnen besluiten om alleen te beleggen in donkergroene bedrijven, die bezig zijn met hernieuwbare energie en biologische voeding. Of autofabrikanten die alleen maar elektrische auto’s maken. Maar wij zien als vermogensbeheerder ook een belangrijke taak voor onszelf weggelegd om bedrijven te helpen om een transitie door te maken: van minder groen naar groener. De nieuwe Europese taxonomie (een maatstaf voor hoe ‘groen’ bedrijven zijn) is daar een goed hulpmiddel bij. Je kunt hiermee bedrijven langs de meetlat leggen, bepalen waar ze staan  op de transitiecurve en misschien nog belangrijker: waar ze naartoe gaan en in welk tempo.’  

Bakker: ‘Het zijn lastige discussies in de praktijk, vooral omdat het niet zwart-wit is. Sommige industrieën maken schadelijke producten, maar tegelijk ook zaken die we allemaal nodig hebben en ook niet zonder kunnen, zoals medicijnen. Niemand wil in clustermunitie beleggen, maar helemaal geen wapens produceren betekent dat de marechaussee op Schiphol ook met lege handen staat.’  

Van der Lugt: ‘Waar leg je de lat en hoe duidelijk ben je daarover? Je kunt bijvoorbeeld zeggen: een bedrijf dat voor meer dan 5% omzet uit tabaksverkoop haalt, daar beleggen wij niet in. Dan vallen sommige supermarktketens er uit. Maar juist dan kan je in gesprek gaan en zeggen: als je dat aanpast, dan verandert dat de zaak.  

 

Dilemma’s zijn ook dat positieve milieueffecten soms ten koste gaan van positieve sociale effecten en andersom. Daar moet je keuzes maken. Denk aan een farmaceutisch bedrijf met medicijnen die een goed effect hebben, maar zo duur zijn dat ze niet in ontwikkelingslanden aangeboden kunnen worden. Of als een bedrijf goede producten maakt, maar onder slechte arbeidsomstandigheden. Zo zijn er nu producenten van verantwoorde palmolie bijvoorbeeld. Die dupeer je als je het hele product uitsluit. Daarmee verdwijnt ook het inkomen van arme boeren en hun gezinnen.’

In gesprek gaan, kost dat veel werk en geld in de praktijk?

Van der Lugt: ‘In Europa gaan we richting een ecolabel voor beleggingsproducten. In de huidige regelgeving hebben we nu een onderscheid in lichtgroene en donkergroene beleggingen vanuit de duurzaamheidsregelgeving  (de SFDR). Een focus op duurzaamheid hoeft niet ten koste te gaan van rendement. Sterker nog, het kan juist extra rendement opleveren. Omdat je bepaalde bedrijven uitsluit, verlaag je je financiële risico.’

Bakker: ‘Afgelopen jaren deden duurzame bedrijven het financieel beter, dat is ook wel logisch omdat veel bedrijven die achterlopen op duurzaamheidsgebied, nog grote  investeringen moeten doen.’ 

Van der Lugt: ‘Bij beleggen heb je een mening over een bedrijf, je kijkt of ze ondergewaardeerd worden door de markt. In die zin is praten over duurzaamheid een mooi instrument, maar loont het ook om te kijken wie er al op de goede weg zijn in die transitie.’

Hoe wordt bepaald wanneer een bedrijf definitief wordt uitgesloten?

Bakker: ‘Wij sluiten geen individuele aandelen of bedrijven uit omdat we bij Evi beleggen in fondsen. Als er in die fondsen een bedrijf zit waar bezwaar tegen is, gaan we in gesprek met de fondsmanager. In het uiterste geval gaan we uit het beleggingsfonds. Er zit gelukkig slagkracht in de combinatie Van Lanschot Kempen en Evi. Het komt voor dat we een beleggingsfonds selecteren, maar dat we bezwaar hebben tegen een bepaald onderdeel. Dan wordt er soms een fonds op maat gemaakt.’  

 

Van der Lugt: ‘Belangrijk is in hoeverre bedrijven zelf in lijn lopen met het verdrag van Parijs, hoe zijn ze op weg om hun CO₂-uitstoot te verminderen? Onze verantwoordelijkheid zit vooral in de selectie van de goede fondsen en het in de gaten houden of zij die dialoog voeren zoals je dat graag ziet. Als dat niet serieus genoeg gaat, of niet zoals afgesproken, dan is er geen ruimte om door te gaan. Wat daarbij helpt is de Europese wet- en regelgeving, die meer transparantie vereist van beleggingsfondsen over hoe ze omgaan met ecologische en sociale aspecten van de hele keten. Een positief gevolg hiervan is dat er steeds meer keuze komt in duurzame fondsen.’ 

 

Bakker: ‘Dat is ook een doelstelling van Evi, om alle beleggingen in lijn te krijgen met de doelstellingen van het Parijsakkoord. We houden dat zorgvuldig bij, het is daarom essentieel om goede data te hebben.’  

 

Van der Lugt: ‘Duurzaamheidsvoorkeuren vragen we sinds de nieuwe regels vanaf augustus 2022 nog explicieter uit. De wensen die wij kenbaar maken in het beleggingsproces, zijn dus altijd de wensen van onze klanten ten aanzien van duurzaam beleggen.’


Energiebedrijf vermindert CO₂-uitstoot

Een mooi voorbeeld van succesvolle engagement is het Tsjechische energiebedrijf CEZ. Dit bedrijf is één van de grootste CO₂-uitstoters in Europa. Onder druk van een groep beleggers onder leiding van Van Lanschot Kempen hebben we het bedrijf met succes aangespoord om koolstofreductiedoelstellingen te formuleren. Vanuit het Science Based Target initiatief zijn de 2030 doelstellingen van CEZ bestempeld als in lijn met de doelstellingen in het Parijsakkoord.

3.144.97.189